Wat toerisme kan leren van de donut economie

In 2019 was ik een van de eersten die het model van de donut economie concreet in verband bracht met toerisme. Ik schreef een blog post over de duidelijke verbanden tussen de ideeën over de donut en wat er zich afspeelt binnen de toeristische sector. Het artikel ontving talloze reacties van mensen vroegen me of ik meer wist over hoe het zich zou kunnen vertalen naar concrete projecten? Of hoe het zou kunnen helpen bij het meten van duurzaamheid in het toerisme?

Ik was toen halverwege mijn PhD-project en begon met de gedachte te spelen om in toekomstig onderzoek de toepasbaarheid van het model verder te onderzoeken. In wetenschappelijk onderzoek betekent dit normaal gesproken interviews houden of een enquête uitzetten. Maar omdat het donutmodel is ontworpen om verandering teweeg te brengen, dacht ik: waarom zou ik het niet precies daarvoor inzetten? Ik ontwierp een workshop waarin ik de potentie van de donut economie onderzocht om zeven toeristische bestemmingen in Nederland te helpen verduurzamen. Dit is wat het toerisme kan leren van de donut economie.

Wat is donut economie en hoe kan het in het toerisme ingezet worden?
Het model van de donut economie is een economisch model ontwikkeld door Kate Raworth en heeft de vorm van een donut. Het basisprincipe van de donut economie is dat het een alternatief economisch model vormt dat indruist tegen het idee dat we altijd moeten streven naar groei in onze samenleving. Duurzaamheid wordt in het model weergegeven door 21 verschillende aspecten die ofwel in het sociale fundament ofwel in het ecologische plafond zijn gepositioneerd. De binnenste ring van de donut vertegenwoordigt het sociale fundament dat bestaat uit voorzieningen waar iedereen toegang toe zou moeten hebben, zoals een eerlijk inkomen, een goede leefomgeving en een veilige omgeving. Aan de buitenkant van de donut vinden we het ecologisch plafond. Het ecologisch plafond bestaat uit indicatoren als luchtvervuiling en klimaatverandering en wordt in onze huidige samenleving vaak overschreden als gevolg van toenemende welvaart. Een van de belangrijkste principes van de donut economie is het streven naar een evenwicht tussen welvaart en klimaat, in plaats van zich primair te richten op welvaart en economische groei. Groei van de economie is met dit model alleen gewenst als dit ten goede komt aan het in stand houden van dit evenwicht.

Credit: Kate Raworth en Christian Guthier. CC-BY-SA 4.0. Bron: Raworth, 2017.

In toerisme is de groei van bestemmingen ook beperkt. Geen enkele plaats kan eeuwig groeien en een onbeperkt aantal bezoekers ontvangen. De donut economie daagt ons uit om op een andere manier over toerisme na te denken. In plaats van te focussen op groeiende bezoekersaantallen of uitgaven, is het de bedoeling om na te denken over hoe toerisme zou kunnen bijdragen aan sociale en ecologische duurzaamheid. Daarmee is toerisme geen doel op zich, maar een middel om andere vooropgestelde doelen te behalen. De vraag wordt dan: op welke manieren kan toerisme bijdragen aan de sociale en ecologische duurzaamheid van een plek? En zijn daarvoor meer of minder bezoekers nodig?

Hoe werkt het toepassen van donuteconomie op toerisme in de praktijk?
Tijdens de workshops staat de vraag ‘hoe kan toerisme bijdragen aan één of meerdere aspecten van het donut economiemodel?’ centraal. Om te weten hoe toerisme kan bijdragen aan de duurzaamheid van een plek, is het ook van belang om te weten wat er op de bestemming nodig is. Het uitgangspunt is dus om te onderzoeken wat de uitdagingen van een bepaalde bestemming zijn en wat gewenst wordt door de stakeholders, waarvan één van de belangrijkste de bewoners zijn. De volgende stap is om na te denken over de manieren waarop toerisme een antwoord kan zijn op deze behoeften en uitdagingen. Vervolgens kunnen er specifieke projecten of strategieën bedacht worden die daarop aansluiten.

Als er bijvoorbeeld wordt aangegeven dat er (te) weinig voorzieningen zijn zoals openbaar vervoer of winkels, hoe kan toerisme daaraan bijdragen? Als betaalbaar wonen (gedeeltelijk) op het spel staat vanwege het toerisme, op welke manieren kan het toerisme dan deze druk op de woningmarkt verlichten? Dit alles valt onder het sociale fundament van de donut in het toerisme. Tegelijkertijd kunnen we, als we naar het ecologische plafond kijken, factoren als luchtvervuiling meenemen. Hoe kan toerisme mogelijk bijdragen aan het verbeteren van de luchtkwaliteit? Of een rol spelen in het terugdringen van de plasticvervuiling?

De kracht van het donut model is dat het de potentie heeft om meerdere aspecten van de donut met elkaar te verbinden. Een van de uitdagingen is dan ook om te zoeken naar manieren om zowel sociale als ecologische duurzaamheid in projecten te combineren. Bijvoorbeeld het tegelijkertijd aanpakken van luchtvervuiling en mobiliteit (toegang tot netwerken). Stel, op bestemming X is er een gebrek aan openbaar vervoer. Dit zorgt voor een tekort in het sociaal fundament omdat dit verminderde mobiliteit veroorzaakt voor bewoners die niet kunnen autorijden of geen auto hebben. Door toeristen te stimuleren meer gebruik te maken van het openbaar vervoer kan de frequentie van het openbaar vervoer worden verbeterd. Naast het vergroten van de mobiliteit voor de bewoners, draagt dit ook bij aan het terugdringen van de luchtvervuiling op de bestemming. In de eerste plaats omdat toeristen gebruik maken van het openbaar vervoer, en in de tweede plaats omdat de toegenomen frequentie bewoners er wellicht ook toe kan aanzetten vaker van deze dienst gebruik te maken.

Wat kan het inzetten van de donut economie binnen toerisme opleveren?
De workshops zijn bedoeld om bestemmingen hun toeristische strategieën te laten heroverwegen. De workshops geeft bestemmingen een beter idee van welke aspecten meegenomen kunnen worden bij het werken aan de ontwikkeling van duurzaam toerisme en hoe deze aan specifieke projecten gekoppeld kunnen worden. Op die manier kan de donut economie voor DMO’s, gemeenten en andere spelers uit de sector een instrument zijn om een duidelijker beeld van duurzaamheid te hebben.

Dankzij de workshops kunnen bestemmingen concrete ideeën ontwikkelen die aansluiten bij meerdere aspecten van het donut model, waarbij zowel sociale als ecologische duurzaamheid worden gecombineerd. Zo werden er tijdens de voorgaande workshops bijvoorbeeld plannen ontwikkeld waarbij duurzaamheid in bredere zin gezien wordt en toerisme wordt ingezet als middel om andere doelen te bereiken. Voorbeelden hiervan zijn het herstel van de natuur door toerisme of het inzetten van toerisme om infrastructuur en voorzieningen te verbeteren. Tegelijkertijd zijn er ook plannen die zich vooral richten op specifieke stappen binnen de sector (bijvoorbeeld het terugdringen van plastic in hotels) of het verminderen van negatieve effecten (zoals het compenseren van CO2). Hoewel deze relevant kunnen zijn, moeten ze wel gezien worden als onderdeel van het grotere geheel.  Op zichzelf staand dragen ze niet noodzakelijkerwijs bij aan de bestemmingsbrede uitdagingen op het gebied van duurzaamheid.

Voor sommige bestemmingen dient de workshop als een eerste stap om meer duurzaamheid in hun dagelijkse werk te integreren, met kleinere stappen zoals het aanpassen van website-informatie over duurzame opties of het ontwikkelen van duurzame rondleidingen door de stad. In andere gevallen vormt de workshop de basis voor een volledig duurzaamheidsplan of -visie die een duidelijk overzicht biedt van alle stappen die verschillende belanghebbenden kunnen zetten om zowel sociale als ecologische duurzaamheid te ontwikkelen.

Geïnteresseerd in wat de donut economie voor jouw organisatie kan betekenen? Neem contact met me op via shirley@paradisefound.nl

Bedrijfsvormen die regeneratief toerisme ondersteunen

Om regeneratief van aard te kunnen zijn is het niet alleen van belang om een duurzame dienst of duurzaam product aan te bieden, maar ook om een organisatiestructuur te hebben die past bij regeneratieve waarden, ook als dit deels ten koste gaat van de winstgevenheid. Verschillende pioniers binnen de toeristische sector laten zien dat er organisatiestructuren bestaan die perfect passen bij een duurzame of regeneratieve missie. Lees hier over twee alternatieve bestuursvormen die de idealistische missie van een bedrijf wél kunnen ondersteunen en waarborgen: de coöperatie en steward ownership.

Bij regeneratief toerisme staat niet het maken van winst of de groei van toerisme voorop, maar juist het maken van een (netto) positieve impact op de omgeving. Duurzame waarden waarmee er iets terug wordt gegeven aan de natuur en de gemeenschap door middel van de toerisme staan centraal. Groei van aantal bezoekers en uitgaven is daarmee niet meer het primaire doel, maar toerisme wordt juist ingezet als middel om andere doelen te behalen die van belang zijn voor de omgeving of lokale gemeenschap. Het uitgangspunt is hierbij dan ook de behoefte van de bestemming en de mensen die er wonen. Wat heeft deze plek nodig? En hoe kan toerisme hier aan bijdragen? Dit is een andere manier van denken over toerisme die ook een omslag vraagt in de manier van hoe toeristische bedrijven zich organiseren.

Er zijn talloze voorbeelden te noemen van organisaties en ondernemingen binnen de toeristische sector die gestart zijn vanuit mooie idealen waarbij een positieve bijdrage voorop stond. Echter, vaak moeten deze idealen op den duur zwichten voor de financiële interesses van aandeelhouders. Als startend bedrijf lijk je hier bijna niet aan te kunnen ontkomen. Wil je groeien dan heb je investeerders nodig. Maar juist door deze investeerders kunnen ondernemers niet altijd vast blijven houden aan hun idealen omdat dit niet direct de meeste winst oplevert. Hoe kan een bedrijf er nou toch voor zorgen dat andere waarden dan financiële groei voorop gesteld kunnen worden én tegelijkertijd ook financieel rendabel kan zijn? In andere woorden: hoe kan een bedrijf ervoor zorgen dat het organisatiemodel aansluit op regeneratieve principes?

De coöperatie
De coöperatie op zichzelf is geen nieuwe organisatievorm en wordt al jarenlang gebruikt in verschillende sectoren, maar ondergaat op dit moment een opleving in het kader van duurzaamheid. De eerste officieel geregistreerde cooperatieven dateren terug naar 1844 toen de Rochdale principles voor cooperatieven werden opgesteld in het Verenigd Koninkrijk. In Nederland bestaan coöperaties sinds 1872, het jaar waarin de eerste coöperatiewet werd aangenomen. Een coöperatie wordt omschreven als een zelfstandige organisatievorm waarbij verschillende personen zijn samengekomen om economische, sociale en culturele ambities te behalen. In eerste instantie, ten tijde van de industriële revolutie, werden cooperatieven veelal gestart om de rechten van arbeiders te beschermen. Later zagen we voornamelijk cooperatieven in de land- & tuinbouw sector om de belangen van agrariërs te behartigen en om hun markpositie te versterken. Vanaf de jaren ‘60 en ‘70 zien we dat er steeds meer cooperatieven in opkomst zijn met een sociaal doel, met name op het gebied van voedsel consumptie. Cooperatieven werden gestart om bijvoorbeeld biologisch eten toegankelijk en betaalbaar te maken (Berkeley Economic Review). Tegenwoordig zien we nog steeds veel cooperaties met een sociaal maatschappelijk doel, maar dan in bredere zin. We zien bijvoorbeeld dat bedrijven starten met het leveren van een nieuw product of dienst, maar daarbij willen kunnen blijven vasthouden aan de maatschappelijke missie zonder afhankelijk te zijn van externe investeerders.

Belangrijke kenmerken van een coöperatie zijn dat er sprake is van gezamenlijk eigenaarschap (de coöperatie is eigendom van alle individuele leden), een democratisch bestuur (elk lid heeft een stem) en is gericht op het belang van de leden (in plaats van externe investeerders) (Research Handbook on Sustainable Co-Operative Enterprise). Gezamenlijk zorgen deze eigenschappen ervoor dat de focus ligt op gedeelde waarden in plaats van het maximaliseren van individuele winst. Daarnaast zorgt het ook voor transparantie in de besluitvorming omdat alle leden kunnen controleren of de coöperatie ook daadwerkelijk handelt naar de doelen. Om deze redenen wordt het gezien als een organisatievorm die potentie heeft om bij te dragen aan maatschappelijke en duurzame missies. Een coöperatie is niet afhankelijk van externe investeerders die invloed mogen uitoefenen op de koers van het bedrijf, omdat investeeerders tevens leden zijn van de coöperatie. Hierdoor is er minder risico om te vervallen in verdienmodellen die weliswaar (mogelijk) meer geld opleveren, maar niet in lijn staan met de kernwaarden van het bedrijf en de leden. 

Coöperatieven in het toerisme: Fairbnb en European Sleeper
Een goed voorbeeld van een bedrijf die voor deze manier van werken gekozen heeft is het bedrijf Fairbnb, dat in 2018 officieel gestart is als coöperatief in Italië om een eerlijke tegenhanger te bieden voor het platform Airbnb. Waar Airbnb met het huidige beleid al lang afgeweken lijkt te zijn van het oorspronkelijke idee van homesharing en profijt wat bij bewoners terecht komt, wil Fairbnb hier opnieuw op inzetten. Voorop staat het belang van de bestemming en bewoners door onder andere nauw samen te werken met lokale overheden. Het beleid wordt aangepast op de lokale omstandigheden waardoor bijvoorbeeld op sommige plaatsten een ‘één-host, één-huis’ beleid bestaat waardoor verhuur kleinschalig en lokaal blijft. Verder zorgt Fairbnb voor een eerlijk inkomen voor hosts door geen (hoge) commissie te vragen en wordt een deel van de inkomsten geïnvesteerd in lokale projecten – gekozen door de lokale gemeenschap. Door het coöperatieve model dat gekozen is waarbij leden die deze principes ondersteunen zijn aangesloten, wordt gegarandeerd dat Fairbnb in de toekomst niet toch een andere koers kan gaan nemen en winstmaximalisatie alsnog voorop kan gaan stellen.

Ook het Belgisch-Nederlandse bedrijf European Sleeper dat in 2021 is opgericht om nachttreinen in Europa nieuw leven in te blazen, heeft gekozen voor de coöperatie als organisatievorm. Het oprichten van de coöperatie is een reactie op het maatschappelijk draagvlak dat op dat moment al leek te bestaan rondom de heropleving van het Europese nachttreinnetwerk onder een brede community. Met een coöperatie als organisatievorm kunnen verschillende mensen uit deze community gedeeltelijk eigenaar zijn van het bedrijf en daarmee ook een actieve bijdrage leveren aan de start van een duurzaam initiatief. Ook bij European Sleeper geldt dat winstoptimalisatie niet het hoogste doel is, maar dat in eerste instantie de maatschappelijke missie voorop staat. De coöperatie als organisatievorm was daarom een logische keuze waarbij de leden ook (deels) de investering voor dit initiatief mogelijk gemaakt hebben: bij de eerste financieringsronde van European Sleeper waren alle aandelen namelijk binnen 15 minuten verkocht. Inmiddels rijden de eerste nachttreinen naar Berlijn en staan voor de komende jaren ook Praag en Barcelona als bestemmingen op de planning. 

Steward Ownership
Ook steward ownership is een alternatieve organisatievorm waarbij het vergaren van kapitaal niet voorop staat. Deze organisatievorm wordt ook wel eens een ‘kapitalisme hack’ genoemd. Steward ownership wordt al meer dan een eeuw toegepast, maar heeft pas recentelijk deze officiële naam gekregen en er is nog niet heel over bekend. Het eerste bedrijf dat de principes van steward ownership heeft toegepast is het Duitse bedrijf Zeiss dat in 1889 een aantal zaken vastlegde om de toekomstige koers van het bedrijf veilig te stellen, ook na het overlijden van Carl Zeiss. Winst zou opnieuw kunnen worden geïnvesteerd in het bedrijf of gedoneerd voor het bevorderen van algemene economische, wetenschappelijke en charitatieve belangen en instellingen.

De laatste jaren is het model van steward ownership in opkomst onder impactgedreven ondernemers die met steward-ownership hun duurzame en/of maatschappelijke intenties willen veilig stellen. Het belangrijkste principe van het steward ownership model is dat winstrecht en stemrecht gescheiden zijn, dit wordt ook wel zelfbestuur genoemd. Dit betekent dat investeerders geen zeggenschap krijgen over de koers van het bedrijf – ze hebben geen stem hierin. De koers van het bedrijf wordt bepaald door de ‘stewards’, de mensen die betrokken zijn bij de organisatie maar geen intrinsiek belang hebben bij het vergroten van de winst. Op deze manier kunnen de verschillende belangen niet verstrengeld raken. Een tweede belangrijk principe is ‘winst dient de missie’. Oprichters en investeerders worden eerlijk gecompenseerd, maar in principe wordt de winst geherinvesteerd in het bedrijf of wordt het gedoneerd in lijn met de missie van het bedrijf (We Are Stewards). Bij steward ownership is winst geen doel meer op zichzelf, maar juist een middel om positieve impact te maken. Hiermee wordt het systeem, waarbij aandeelhouders uiteindelijk altijd de belangrijkste stakeholders zijn, doorbroken. Ook binnen de duurzame transitie in toerisme zou dit model goed kunnen passen, waarbij toerisme steeds vaker ook als middel wordt gezien om een positieve impact op de omgeving te maken, in plaats van een doel op zichzelf te zijn.

Steward Ownership binnen toerisme: Time to Momo
Een voorbeeld uit de toeristische sector dat het steward ownership model heeft omarmd, is de Nederlandse start-up Moonback, dat vorig jaar gefuseerd is met Time to Momo. Dit platform vormt een alternatieve boekingsite voor Booking.com, een bedrijf dat inmiddels vooral belang lijkt te hebben bij het behalen van zoveel mogelijk winst ten koste van ondernemers én de ervaring van de reizigers. Doordat Booking de enige (grote) speler is, is de sector afhankelijk geworden, en dus kan Booking steeds hogere prijzen en commissies vragen. Als tegenhanger is Moonback gestart (nu dus Time to Momo), een platform waar je accommodaties kunt boeken terwijl alle aanbieders een zelfde lage commissie betalen. Op die manier krijgen hotels en andere accommodaties een eerlijke prijs voor wat ze aanbieden. Ook wordt je op de website van Time to Momo niet overweldigd met berichten die erop gericht zijn je zo snel mogelijk te laten boeken zoals ‘nog maar één kamer voor deze prijs’ of ‘nog maar 16% van alle accommodatie beschikbaar op deze data’. Time to Momo zorgt daarmee niet alleen voor een eerlijker speelveld, maar ook voor een fijnere ervaring voor de reiziger. Om te voorkomen dat Moonback/Time to Momo hetzelfde lot beschoren zou zijn als een platform zoals Booking, is er gekozen voor het steward ownership model. Hiermee wordt voorkomen dat ook in de toekomst het geld niet toch weer de missie wordt in plaats van andersom.

Coöperatie of steward ownership?
Bij een coöperatie is er sprake van gedeeld eigendom en een gedeeld belang. Dit kan goed aansluiten op het regeneratieve principe waarbij de (lokale) gemeenschap en de belangen daarvan voorop staan. Het nadeel van een coöperatie kan zijn dat, anders dan bij steward ownership, stemrecht en winstrecht niet gescheiden zijn. Bij een coöperatie wordt er vanuit gegaan dat leden in het belang van de voorop gestelde idealen stemmen en dat winst niet het hoogste doel is. Dit is echter niet uitgesloten. Leden van een coöperatie krijgen winst uitgekeerd en kunnen in theorie alsnog gezamenlijk besluiten dat zij winst belangrijker (gaan) vinden dan de oorspronkelijke missie. Bij steward ownership is dit onmogelijk omdat deze rechten compleet gescheiden zijn van elkaar. Een voordeel van een coöperatie daarentegen is dat een groep mensen met verschillende expertises zich kunnen inzetten voor een gemeenschappelijk belang en ook kunnen zorgen voor een stuk financiëring. Een bijkomend nadeel kan zijn dat in sommige gevallen door een groot aantal leden de besluitvorming traag kan zijn.

Bij steward ownership zijn winstrecht en stemrecht gescheiden waardoor winst altijd de missie dient en geen doel is op zichzelf. Dit past bij goed bij het principe van regeneratief toerisme waarmee toerisme een middel en niet een doel op zichzelf is. Een nadeel van steward ownership is dat er nog weinig over bekend is waardoor het een relatief ingewikkeld model is om op te zetten. Inmiddels heeft Moonback/Time to Momo in samenwerking met We Are Stewards hier wel allerlei informatie over online gezet. Time to Momo heeft ook de statuten openbaar gemaakt zodat het makkelijker wordt voor andere organisaties om ook voor deze organisatievorm te kiezen. Een bijkomend voordeel van steward owned bedrijven is dat deze op de lange termijn een grotere overlevingskans hebben en ook beter presteren, tegelijkertijd groeien ze (aan het begin) vaak langzamer.

Beide vormen van organiseren hebben bepaalde voordelen die passen bij regeneratieve praktijken, waarbij het streven naar een positieve bijdrage aan de maatschappij voorop staat. Maar zowel de coöperatie als het steward ownership model hebben ook aspecten om rekening mee te houden bij het kiezen van een passende organisatievorm. Ondanks dat beide vormen voor- en nadelen kennen, kunnen beide organisatievormen bijdragen aan een duurzamere en regeneratieve organisatie binnen de toeristische sector. Welke vorm het beste past is uiteindelijk afhankelijk van de context en welke doelen er gesteld worden.

Disclaimer: Dit artikel bevat een affiliatie linkje voor Fairbnb en European Sleeper. Dit verandert de inhoud van het artikel niet. Ik schrijf altijd eerst het artikel en kijk daarna of één van de bedrijven die ik toch al steun, een affiliatie programma heeft. Op die manier zorgt het mogelijk voor een kleine financiële compensatie voor de (onbetaalde) tijd die ik stop in het schrijven van dit soort artikelen.

Waarom toerisme nog niet duurzaam is

Shows the dissertation of Shirley Nieuwland titled: Live like a local revisited. A study on sustainable tourism development in cities.

Vijf jaar geleden begon ik mijn promotieonderzoek, waarbij ik onderzocht op welke manieren steden het toerisme duurzamer zouden kunnen ontwikkelen. Steden worstelden toen (en nu nog steeds) met de druk van het groeiende toerisme en het vinden van manieren om dat toerisme duurzamer te maken. Ik heb uiteindelijk drie redenen gevonden waarom duurzaam toerisme nog steeds niet bestaat en aanbevelingen over hoe we hier aan kunnen werken.

Achtergrond
Als ik het over duurzaam toerisme heb, bedoel ik in de eerste plaats sociale duurzaamheid. Hoe blijft de stad een fijne plek om te wonen voor de bewoners? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de stad betaalbaar blijft voor de mensen die er wonen? Hoe zorgen we ervoor dat het niet allemaal wafelkramen en souvenirwinkels zijn? Later in mijn onderzoek heb ik ook ecologische duurzaamheid meegenomen door te kijken naar zaken als groen in de stad en duurzaam vervoer in de stad, omdat bijvoorbeeld de luchtkwaliteit net zoveel bijdraagt aan de leefbaarheid van de stad.

Mijn onderzoek richtte zich specifiek op recente vormen van toerisme in steden waar lokale overheden steeds meer toeristen willen aantrekken die op zoek zijn naar de lokale en off-the-beaten-track ervaring. Bij deze vorm van toerisme gaat het minder om het bezoeken van de hoogtepunten van de stad en meer om lokale initiatieven. De stad en haar inwoners hebben er baat bij omdat toerisme en het lokale leven meer met elkaar verweven zijn. Daarom zou het een meer duurzame vorm van toerisme kunnen zijn voor stedelijke bestemmingen, aangezien deze vorm van toerisme het lokale leven in de stad niet verstoort. In mijn onderzoek heb ik onderzocht of dit werkelijk het geval is en of deze vorm van toerisme inderdaad kan leiden tot duurzamere vormen van toerisme. Hier volgen de drie belangrijkste conclusies en aanbevelingen voor de toekomst.

Verbinding tussen stedelijke en toeristische ontwikkeling
Tijdens mijn onderzoek ontdekte ik dat veel stedelijke en toeristische ontwikkelingsprocessen sterk met elkaar verbonden zijn. Bijvoorbeeld, toerisme en de aanwezigheid van STR’s dragen bij aan bestaande huisvestingsproblemen in de stad of buurt. Toerisme heeft ook het potentieel om gentrificatie in de stad te versterken. Vooral omdat de toeristen die de lokale ervaring zoeken, meestal die buurten bezoeken waar al veel gentrificatie plaatsvindt. Ik heb daarom geconcludeerd dat dit soort toerisme weliswaar voordelen heeft, maar het heeft ook zijn negatieve kanten. We kunnen bijvoorbeeld niet zeggen dat toerisme duurzaam is als de helft van de mensen in de stad het zich niet meer kan veroorloven om er te wonen vanwege de toegenomen populariteit van de stad en de stijgende huizenprijzen.

 Vanwege dit sterke verband kunnen we de twee gebieden in de praktijk niet van elkaar scheiden, omdat toerisme veel beleidsterreinen omvat, waaronder huisvesting, detailhandel, infrastructuur en groene energie, vooral als het gaat om duurzaamheid. Tegelijkertijd is tijdens het onderzoek duidelijk geworden dat beleidsmakers en andere belanghebbenden dit verband niet vaak aanpakken. Processen van gentrificatie worden bijvoorbeeld nauwelijks genoemd in een toeristische context. Mijn eerste aanbeveling voor een duurzamere ontwikkeling van stedelijk toerisme is dus dat bestemmingen meer aandacht besteden aan de relatie tussen stedelijke en toeristische ontwikkeling en de rol die deze speelt in duurzame ontwikkeling. Er is een meer holistische benadering nodig die alle facetten omvat die het toerisme raakt.

Belang van de waargenomen impact van toerisme
Ik heb ook gewezen op het belang van de waargenomen impact bij het bestuderen van duurzame ontwikkeling van toerisme. Dit kan sterk verschillen afhankelijk van de specifieke context. Vaak wordt toerisme nog gemeten in aantallen (bijv. aantal toeristen, aantal Airbnb’s, aantal souvenirwinkels) maar dit geeft niet altijd een goede indruk van hoe de impact in werkelijkheid is. Uit een casestudy over de aanwezigheid van Airbnb in Denver bleek bijvoorbeeld dat de negatieve impact het meest werd ervaren in de wijk met de minste Airbnb-appartementen, net omdat het een woonwijk is waar mensen niet zo gewend zijn aan toeristen als in het stadscentrum. Op basis van deze en andere bevindingen adviseer ik dat het nuttig zou zijn om de kwantitatieve maatstaven aan te vullen met meer kwalitatieve elementen, waaronder de geleefde ervaring van bewoners. Dit is belangrijk voor een beter begrip en een duurzamere ontwikkeling van het stadstoerisme en zal bestemmingen ook helpen om doelen te stellen voor een duurzamere ontwikkeling van het toerisme.

Neoliberaal denken ligt ten grondslag aan de niet-duurzame ontwikkeling van toerisme
Een van de belangrijkste redenen die ik in mijn onderzoek heb gevonden die aantoont dat duurzame ontwikkeling van stedelijk toerisme nog niet echt plaatsvindt, is het overheersende neoliberale denken onder verschillende mensen die betrokken zijn bij toerisme. Beleidsmakers en citymarketeers willen meer toeristen aantrekken en meer winst voor de stad genereren. Ondernemers willen meer geld verdienen met hun bedrijf, en toeristen willen de goedkoopste aanbiedingen bij het boeken van accommodatie en vervoer. Deze manier van denken staat duurzaamheid in het toerisme in de weg, omdat “winst maken” of “meer winst” bijna altijd (onbewust) boven andere duurzame waarden worden gesteld. Zolang strategieën die gericht zijn op het aantrekken van welk type toerist dan ook geschraagd worden door een neoliberale ideologie en gemotiveerd worden door het maken van winst, zal geen enkele vorm van toerisme in feite duurzaam zijn. Om toerisme duurzamer te ontwikkelen is het belangrijk dat deze manier van denken verrijken met nieuwe ideeën over de toeristische sector en de waarde ervan. Ideeën over degrowth, alternatieve economische modellen zoals doughnut economics, en regeneratief toerisme kunnen helpen bij het maken van die overgang. Mijn laatste aanbeveling is dus om vertrouwd te raken met die ideeën en ze te integreren in dagelijkse processen, besluitvorming en beleid.

Leiden creatieve strategieën tot duurzamer toerisme in de stad?

Veel steden willen duurzaam toerisme ontwikkelen met behulp van creatieve strategieën. Een manier om dit te doen is door toeristen aan te trekken die meer van de stad verkennen dan enkel de meest toeristische plaatsen, bijvoorbeeld door meer lokale en creatieve gebieden te bezoeken. Deze blogpost is gebaseerd op dit onderzoek paper The consequences of being ’the Capital of Cool’. Creative entrepreneurs and the sustainable development of creative tourism in the urban context of Rotterdam’ onderzoekt of deze strategieën daadwerkelijk kunnen leiden tot meer duurzame vormen van toerisme.

Creatieve strategieën voor duurzaam toerisme
Het doel van dergelijke strategieën is het voorkomen van toeristisering en overtoerisme in de stad. Dit betekent dat woonvoorzieningen (zoals supermarkten) en woningen niet worden vervangen door souvenirwinkels en toeristische accommodatie, terwijl er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat er niet te veel toeristen op één plaats zijn. Een manier waarop steden dit proberen te bereiken is door toeristen aan te trekken die meer van de stad verkennen dan enkel de bekende hotspots en die ook de lokale en creatieve gebieden verkennen. In combinatie met een groeiende belangstelling van sommige toeristen om authentieke en ongebaande gebieden te bezoeken, heeft dit in de praktijk geleid tot de ontwikkeling en bevordering van kunstzinnige wijken of creatieve lokale buurten. Als lokale creatieve ondernemers (bijvoorbeeld kunstenaars met een plaatselijke winkel of een galeriehouder) deel uitmaken van deze omgeving, zouden zij bijdragen tot de plaatselijke economie en het gebied leuk en aantrekkelijk maken voor de plaatselijke bevolking. Tegelijkertijd zou dit toeristen aantrekken waarvan de ondernemers financieel zouden profiteren. Aangezien toerisme niet de kernactiviteit van de ondernemers is, zou het de cultuur van de stad niet veranderen en dus duurzamer zijn.

Klinkt als een geweldig toch? Wel, er zijn natuurlijk wel een paar vragen die we ons moeten stellen voordat we kunnen beslissen of deze strategie echt leidt tot duurzamer toerisme. Bijvoorbeeld, in hoeverre verkennen toeristen dergelijke creatieve gebieden? En wat zijn de gevolgen van dergelijke strategieën? Het artikel dat werd gepubliceerd in Journal of Sustainable Tourism, bestudeert dit fenomeen in de context van Rotterdam, Nederland. Door te praten met 22 lokale creatieve ondernemers in Rotterdam, ontrafelt het hun rol in de ontwikkeling van dergelijke creatieve wijken en het verband met toerisme. Ook wordt ingegaan op de vraag wie van dit alles moet profiteren. Laten we beginnen met wat achtergrondinformatie over het feit dat Rotterdam ’the Capital of Cool’ is geworden.

Rotterdam is de ‘Capital of Cool’ aan het worden
In de afgelopen twintig jaar heeft Rotterdam veel geïnvesteerd om zijn grimmige imago af te schudden met behulp van cultuur en creativiteit. Dit gaat terug tot het begin van de jaren negentig toen zowel het Museumpark werd ontwikkeld, en Witte de With gebied werd getransformeerd tot een cultureel centrum, verbonden met het Museumpark. Rond 2008 begon de overheid met het regenereren van ‘kansrijke’ wijken om jonge, middenklasse en creatieve mensen aan te trekken. Daarmee kwam een bewust gentrificatieproces op gang waarin de creatieve ondernemers die ik sprak vaak centraal stonden.

‘(…) ze wilden echt dat wij, jonge afgestudeerden, in de stad zouden blijven, in een wijk, of naar deze wijk zouden komen. Wat dat betreft waren wij dan de perfecte doelgroep, want Rotterdam wilde deze groep ook echt aan de stad binden’. – Interview respondent

Tegelijkertijd werd een strategie gelanceerd om een meer gastvrije binnenstad te creëren. De ontwikkeling van architectonische iconen vormde een groot onderdeel van deze strategie en vervolgens werden gebouw De Rotterdam, vernieuwd Centraal Station en de Markthal ontwikkeld. Dit alles ging gepaard met lovende kritieken van (internationale) media en in 2015 haalde Rotterdam zelfs de must-visit lijst van Lonely Planet voor 2016. De stad had eindelijk haar lang gewenste status als ‘The Capital of Cool’ verkregen (CNN, 2015). Het internationale toerisme begon snel te groeien. Overnachtingen groeiden met 17,4% na de aankondiging van Lonely Planet.

De bezorgdheid daarover neemt echter ook toe. Wat van oudsher een arme stad was, kent de laatste jaren een groeiende kloof tussen rijkere en minder welvarende mensen. Een groeiende groep mensen kan het zich door de stijgende huizen- en huurprijzen niet meer veroorloven in de stad te wonen. Tegelijkertijd maakt men zich zorgen over de toename van het toerisme en het effect daarvan op de stad (wordt het een soort Amsterdam?). In maart 2020 is een nieuwe visie op toerisme in Rotterdam gepresenteerd. In deze visie is er onder andere aandacht voor het aantrekken van een type toerist dat geïnteresseerd is in het bezoeken van onontgonnen gebieden. Hoewel de interviews voor dit artikel zijn gehouden voordat deze visie werd gepubliceerd, kan het ons toch inzicht geven in de relatie tussen toerisme en lokale, creatieve wijken.  Dit artikel onderzoekt wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn van dit type toerist aan te trekken en of dit kan leiden tot duurzamer toerisme. Daartoe moeten drie vragen worden beantwoord die hieronder worden besproken.

Hoeveel verkennen toeristen eigenlijk?
Uit eerder onderzoek is gebleken dat het merendeel van de toeristen die naar de stad komen dit verkennende karakter hebben en op zoek gaan naar unieke en creatieve plekken.  Uit het door mij uitgevoerde onderzoek bleek echter dat de creatieve ondernemers in de off-the-beaten-track gebieden niet het gevoel hadden dat toeristen die gebieden zo vaak bezochten. Daarom profiteren de lokale ondernemers niet zo veel als zou kunnen worden verwacht.

“Ik denk dat het heel interessant is, omdat het op de een of andere manier ook tegenstrijdig is, oké, ze komen voor alternatieven, maar de mensen die het meest profiteren, dat is nog steeds het meer mainstream toeristische product”. – Interview respondent

Vooral gebieden die met meer overheidsingrijpen tot stand zijn gekomen (bijvoorbeeld Oude Noorden) leken minder aantrekkelijk voor toeristen dan gebieden die zich meer bottom-up hebben ontwikkeld (bijvoorbeeld Het Schieblock en Het Industriegebouw). Eén ding werd duidelijk, namelijk dat het niet vanzelfsprekend is dat toeristen zich automatisch in de lokale wijken wagen. Tegelijkertijd werd duidelijk dat het merendeel van de creatieve ondernemers zich eerst richt op de lokale bevolking, toerisme wordt gezien als een leuke bijkomstigheid. Zij zouden dus deel kunnen uitmaken van een duurzame toeristische strategie omdat dit niet leidt tot touristisering van de stad (bijvoorbeeld alleen souvenirwinkels).

Wat zijn de gevolgen van toerisme in creatieve wijken?
De wijken die voor toeristen het meest interessant zijn om te bezoeken hebben allemaal één ding gemeen: ze zijn aan het gentrificeren. Dat heb ik ook in Rotterdam ondervonden. De wijken die gerevitaliseerd zijn, zijn juist de wijken die het vaakst worden aanbevolen als plek om te bezoeken voor toeristen. Creatieve ondernemers erkennen hun rol in dit proces door met hun bedrijven bepaalde delen van de stad aantrekkelijker te maken voor zowel inwoners als toeristen. Tegelijkertijd erkennen zij enkele van de negatieve gevolgen hiervan (bijvoorbeeld stijgende huizenprijzen door populariteit), maar ook de vervanging van lokale creatieve bedrijven op de lange termijn.

Witte de With is daar een voorbeeld van. Het is centraal gelegen en oorspronkelijk een alternatief en creatief gebied met een lange geschiedenis van gentrificatie. Inmiddels is het een van de bekendere toeristische hotspots van de stad geworden. Hier en in andere centraal gelegen gebieden zien we dat internationale bedrijven als Starbucks, Ben & Jerry’s en Happy Italy’s opduiken en lokale bedrijven vervangen. Niet iedereen is daar blij mee, want volgens hen voegen die bedrijven niet veel toe aan de lokale economie of de creatieve sfeer van de stad.

‘En ik denk soms bij mezelf, weet je, we klappen allemaal in onze handen als er weer een Happy Italy opent, of een Starbucks. We vinden het allemaal geweldig. Maar tegelijkertijd zijn dat niet de ketens die bijdragen aan de economie en aan de stad. Ik denk niet dat ze een toegevoegde waarde hebben. – Interview respondent

Er zij op gewezen dat deze bedrijven die zich in de stad vestigen niet alleen een rechtstreeks gevolg zijn van het toerisme. Die bedrijven komen naar de stad omdat de stad in het algemeen populairder wordt. En toerisme maakt daar deel van uit. Maar tegelijkertijd maken de plaatselijke bewoners ook gebruik van deze faciliteiten. Hieruit blijkt dat we het effect van toerisme en ‘gewone’ gentrificatie nauwelijks kunnen scheiden, maar dat beide sterk met elkaar verweven zijn. De aanwezigheid van toeristen kan gentrificatieprocessen verder stimuleren en we kunnen ons afvragen of dat wenselijk is.

Wie profiteert er van dit soort toerisme?
Als we het hebben over wijdverspreide gentrificatie op stadsniveau, vindt een soortgelijk proces plaats. Ook dit wordt niet rechtstreeks door het toerisme veroorzaakt. Het is echter deels het gevolg van een stad die met succes haar eigen imago heeft heruitgevonden van de lelijkste stad van Nederland tot Capital of Cool. Hierdoor is de stad aantrekkelijker geworden voor zowel Nederlanders als internationale bezoekers. Veel mensen die ik sprak voor mijn onderzoek benadrukten dat deze ontwikkelingen misschien niet voor iedereen zijn weggelegd.

‘Nu, in de binnenstad, is het bijna alleen maar entertainment. En je zit op straat met een glas wijn en [bent] cool. En ja, als je goed kijkt (…) krijg je een specifiek publiek, ja, blank en hoogopgeleid. En ja, daar maken we allemaal deel van uit.’ – Interview respondent

Veel ondernemers wezen erop dat de strategieën voor stadsontwikkeling vooral gericht zijn op creatieve en hoger opgeleide mensen die naar de stad komen. Daarom hebben zij het gevoel dat veel inwoners zich niet betrokken voelen bij of profiteren van deze ontwikkelingen. De hippe en creatieve initiatieven spreken alleen deze specifieke groep inwoners en toeristen aan. Lokale ondernemers die niet in deze groep passen, zullen er waarschijnlijk niet van profiteren (ook al zouden toeristen meer ontdekken).

‘De populariteit van Rotterdam is ook een beetje overdreven geweest, weet je, dus dat hipsterhoofdstadverhaal, dat verhaal vertel ik ook altijd over die tweedeling. Dat hippe Rotterdam dat populair is geworden, maar er is altijd een groot deel van de Rotterdammers dat daar helemaal niet van profiteert.’ – Interview respondent

Bovendien lijkt de reeds aanwezige ongelijkheid in Rotterdam nog groter te worden. Dit laat ons de vraag stellen wie profiteert van deze creatieve stadsontwikkelingsstrategieën en het bijbehorende type toerisme.

Duurzaam toerisme is inclusief toerisme
Wil toerisme meer verantwoord zijn, dan moet ook de stadsontwikkeling meer verantwoord zijn. Dit betekent dat bestaande stedelijke problemen zoals ongelijkheid en gentrificatie moeten worden overwogen en aangepakt binnen een toeristische strategie. Dit kan gebeuren door rekening te houden met de volgende ’takeaways’.

  • Creatieve ondernemers die zich eerst richten op het betrekken van de stad en de lokale bevolking zouden kunnen leiden tot duurzamer toerisme. Om uitsluiting en toenemende ongelijkheid te voorkomen, moet echter aandacht worden besteed aan de inclusiviteit van de diverse groepen inwoners van de stad.
  • Toeristen verkennen niet automatisch zoveel als soms wordt verwacht. Hoe kunnen zij ertoe worden aangezet om meer gevarieerde gebieden te bezoeken die buiten de gebaande paden vallen? Wat moet er gebeuren om ervoor te zorgen dat een grote groep lokale ondernemers meer kan profiteren van dit soort toerisme?
  • De gevolgen van op creativiteit gebaseerde stedelijke (toeristische) ontwikkeling, zoals stijgende huurprijzen of de komst van internationale bedrijven zoals Starbucks in populaire gebieden, moeten in aanmerking worden genomen bij het opstellen van duurzame strategieën voor stedelijk toerisme.
  • Uit deze studie blijkt dat strategieën voor stedelijke ontwikkeling en strategieën voor toerisme nauw met elkaar verbonden zijn. Beleidsmakers moeten ze dus niet als afzonderlijke zaken beschouwen. Als duurzaam toerisme het doel is, moet er een inclusief en duurzaam stadsontwikkelingsbeleid komen.

Samengevat betekent dit dat zowel stadsontwikkeling als toerisme meer rekening moeten houden met de diversiteit van de inwoners van een stad. Op die manier kunnen meer mensen zich thuis voelen in de stad, en kunnen meer mensen profiteren van de stedelijke (toeristische) ontwikkelingsstrategieën.

Is spreiding de oplossing voor overtoerisme?

overtourism - dispersal

De spreiding van toeristen als strategie tegen (potentieel) overtoerisme is iets dat steeds meer bestemmingen toepassen. Maar hoe effectief zijn deze strategieën in de praktijk? En wat doet het met de plaatsen waar toeristen naartoe worden gestuurd? De vraag die we hier proberen te beantwoorden is: kan spreiding echt een oplossing zijn voor overtourisme?

Het idee achter spreiding
We zien spreiding in allerlei bestemmingen. In steden proberen lokale overheden of DMO’s bezoekers naar de minder bekende delen van de stad te sturen om de druk van de meest bezochte delen, meestal het centrum, te verlichten. In Amsterdam bijvoorbeeld probeert Amsterdam & Partners de minder populaire delen van de stad te promoten. Een ander voorbeeld is de klassieke Inca-citadel Machu Picchu. Hier proberen de lokale autoriteiten de bezoekers te spreiden door hen te dwingen een getimed ticket te kopen om het Unesco-werelderfgoed te bezoeken. In andere gevallen wordt deze strategie op nationaal niveau toegepast. NBTC Holland Marketing bijvoorbeeld heeft het als een van zijn doelstellingen om het toerisme over het land te spreiden, niet alleen om al deze plaatsen te laten profiteren, maar ook met de hoop dat internationale toeristen iets anders dan alleen Amsterdam zullen bezoeken en de druk op de stad zullen verlichten. En dit zijn niet slechts enkele individuele gevallen, zelfs de UNWTO beveelt dit de steden aan in hun rapport over het beheer van het overtoerisme.

Natuurlijk lijkt dit idee op het eerste gezicht logisch, als er te veel toeristen op een plaats zijn, probeer je ze naar een andere plaats te lokken. Zo zijn de toeristen gelijkmatiger gespreid en zijn zowel de lusten als de lasten niet op één plaats geconcentreerd. Het klinkt zo eenvoudig, maar we kunnen ons afvragen of een spreidingsstrategie echt zo gemakkelijk kan worden uitgevoerd. Want hoe vinden die nieuwe bestemmingen het om de volgende toeristische “hotspot” te worden wanner toeristen verspreid worden?

Gevolgen van spreiding
De problemen die met het toerisme worden ondervonden, hebben niet alleen te maken met het aantal toeristen dat de bestemming bezoekt, maar ook met de perceptie. Niet elke bestemming kan hetzelfde aantal toeristen aan. Als we het bijvoorbeeld hebben over het stadscentrum van Amsterdam of Barcelona, is men in het algemeen gewend aan drukte en staat het bekend als toeristisch. Spreiding naar meer afgelegen buurten lijkt misschien een goed idee, maar die buurten zijn misschien vooral op wonen gericht en de plaatselijke bevolking is misschien niet zo blij met toeristen die hun cafés en straten overspoelen. Uiteindelijk kan dit zelfs de negatieve gevoelens tegenover toerisme in het algemeen versterken, omdat nu meer mensen verspreid over de stad problemen kunnen ondervinden die verband houden met toerisme.

Wanneer het erom gaat mensen te verleiden andere steden in een land te bezoeken, iets wat een vrij populaire strategie lijkt te zijn voor steden en populaire media die zich op toeristen richten, rijst de vraag in hoeverre die steden klaar zijn voor een nieuwe toestroom van toeristen. We kunnen ons afvragen of deze strategie werkelijk een verantwoorde manier is om het probleem van het overtoerisme aan te pakken en of het niet gewoon een manier is om het probleem te verplaatsen.

Anna Pollock, een deskundige op het gebied van verantwoord toerisme, spreekt over toerisme als een levend systeem. Volgens haar is toerisme goed noch slecht. “Het heeft het vermogen om levens en gemeenschappen te verrijken of te verarmen en te beschadigen. Het is een instrument om voordeel te creëren, het middel en niet het doel”. Als het gaat om toerisme dat gunstig is voor je bestemming en de gemeenschappen die er wonen, kan spreiding ook voor andere gebieden zeer gunstig zijn. Als het toerisme op je bestemming echter het leven van de plaatselijke bevolking of het milieu schaadt, dan is spreiding niet de oplossing. Anna Pollock vergelijkt toerisme in dit geval met een ziekte. Als het lichaam ziek wordt, ga je dan de ziekte verspreiden? Dus als een bestemming ziek wordt door overtoerisme, zou je het dan gaan verspreiden?

Uitdagingen die gepaard gaan met spreiding
De spreidingstheorie, als die al bestaat, volgt het perspectief van de bestemming met een probleem. Zij gaat ervan uit dat toerisme inherent goed is voor plaatsen, tenzij er een “overvloed” is, waarna deze toeristen naar elders moeten worden verplaatst. Als we echter menen dat de waarde van toerisme afhangt van de context (en op zich neutraal is), dan is spreiding van toerisme misschien helemaal niet altijd een goede keuze.

Als het gaat om overtoerisme en spreiding als mogelijke oplossing, dan moeten bestemmingen zich informeren over de behoeften en ambities van andere nabijgelegen bestemmingen. Dat wil zeggen: wat hebben zij eigenlijk nodig? Wat zijn de uitdagingen van deze plaatsen en zien zij een rol voor het toerisme bij het aanpakken van deze uitdagingen? Het kan zijn dat zij behoefte hebben aan het “type” toeristen waar een andere bestemming vanaf moet. Als dat het geval is, geweldig! Vaak zal dit echter niet de realiteit zijn. Het soort toeristen dat Amsterdam de meeste overlast bezorgt (in de ogen van de plaatselijke bevolking en de overheid), d.w.z. dronken luidruchtige bezoekers, zijn waarschijnlijk niet het soort bezoekers dat andere gemeenten in Nederland zouden willen verwelkomen. En zelfs als dat het geval zou zijn, hoe zouden die toeristen dan verleid kunnen worden om ergens anders heen te gaan? Daadwerkelijke spreiding is geen eenvoudige opgave en kan in de praktijk een uiterst moeilijke onderneming zijn.

Spreiding in de praktijk
Spreiding kan niet worden bereikt door enkele marketingtrucs. Het is misschien mogelijk om sommige bezoekers te verleiden om tijdens hun reis een andere bestemming te kiezen, maar zolang de aantrekkelijkheid en de capaciteit van de ene bestemming niet verminderen, kunnen we niet echt spreken van spreiding. En dat is misschien wel de crux. Want terwijl media, beleidsmakers en DMO’s het hebben over spreiding, hebben zij het eigenlijk over het aantrekkelijk maken van meer plaatsen voor hetzelfde type bezoekers.

Verspreiding als “strategie” lijkt een goede oplossing in theorie. De werkelijkheid is echter iets gecompliceerder. Beleidsmakers moeten met veel dingen rekening houden. Behalve met de behoeften en ambities van naburige steden en regio’s moeten zij ook rekening houden met de behoeften van de bezoeker. Hoe past deze bezoeker in die behoeften en hoe kunnen zij ervan worden overtuigd dat de andere plaats ook een bezoek waard is?

Hoewel er tekenen zijn van bepaalde toeristen die meer geïnteresseerd zijn in alternatieve en originele bestemmingen om het imago van de “coole” reiziger aan te geven, lijkt het er ook op dat deze toeristen nog steeds graag de traditionele toeristische hoogtepunten en bestemmingen bezoeken. Bovendien is dit waarschijnlijk slechts een kleine groep die deze reisvoorkeuren heeft, terwijl de meerderheid nog steeds naar de meest bekende bestemmingen gaat.

Toeristen van de ene plaats naar de andere sturen is dus niet alleen een kwestie van bestemming B aantrekkelijker of even aantrekkelijk maken, het is ook een kwestie van het verminderen van de aantrekkelijkheid van bestemming A. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door attracties te sluiten en strenge voorschriften in te voeren in combinatie met anti-marketing. De vraag is of bestemmingen bereid zijn die noodzakelijke stappen te nemen om bezoekers te verdrijven en in ruil daarvoor de bedrijven die zich op dit soort bezoekers richten en de mensen die op die plaatsen werken teleur te stellen. Op veel plaatsen lijkt dit nog een brug te ver.

Spreiding als oplossing voor overtoerisme?
Kunnen bestemmingen bezoekers verspreiden en zo de last voor hun burgers verlichten? Zeker. Als bestemmingen echt bereid zijn de nodige middelen in te zetten, dan kan spreiding mogelijk zijn en soms zelfs een slimme aanpak. Dat wil zeggen, als de belangen van de verschillende betrokken partijen op één lijn kunnen worden gebracht. En dat is een hele opgave, zo niet onmogelijke opgave.

Verspreiding is dus niet zo eenvoudig als sommige organisaties en media het doen overkomen. Toeristen overhalen om iets anders te bezoeken nadat ze de Trevifontein hebben gezien is één ding. Hen de Trevifontein helemaal laten overslaan is iets heel anders. Daartoe zou het aantal mensen dat de fontein op een bepaalde dag mag bezoeken moeten worden beperkt, zouden enorme bedragen kunnen worden gevraagd om de fontein te zien, of zou de fontein simpelweg minder aantrekkelijk moeten worden gemaakt.

Bestemmingen, zowel overvolle bestemmingen als bestemmingen die meer bezoekers willen, moeten beginnen met het ontwikkelen van een langetermijnvisie op wat toerisme zou moeten bijdragen aan hun land/regio/stad/dorp. Aan de economie, zeker, maar misschien nog meer aan het welzijn van de lokale gemeenschappen. Met deze visies kunnen we misschien plaatsen vinden waar spreiding daadwerkelijk een levensvatbare oplossing voor overtoerisme kan zijn.

—————————————————————————————————————————————–

Dit artikel is geschreven in samenwerking met Ewout Versloot. Ewout is een stedelijk socioloog die zich richt op de wisselwerking tussen de bezoekerseconomie en stedelijke ontwikkeling.

De donut economie toegepast op overtoerisme

De ideeën over donuteconomie en duurzaamheid van de econome Kate Raworth gaan al een tijdje rond. Ze pleiten ervoor dat de economische modellen die we gebruiken verouderd zijn en dat we een nieuw donutvormig model nodig hebben als we een duurzamere toekomst willen. Dit model houdt rekening met de grenzen van onze wereld en stelt dus een grens aan de eindeloze economische groei. In deze blogpost worden ideeën over donuteconomie toegepast op problemen met betrekking tot overtoerisme in steden. Er wordt uitgelegd waarom toeristische groei niet altijd het doel moet zijn voor bestemmingen en er wordt getoond hoe de ideeën over donuteconomie ons kunnen helpen ons denken te veranderen als het gaat om duurzame toeristische planning en citymarketing.

Donuteconomie uitgelegd
We moeten op een andere manier gaan denken over de ideeën die we momenteel hebben over groei en eindeloze maximalisatie van geld. Als we onze wereld duurzamer willen maken, moeten we ophouden economische groei te beschouwen als het hoofddoel van alles wat we ondernemen. Volgens Kate Raworth zullen we, als we de oude economische tradities blijven volgen, uiteindelijk het ecologische plafond van onze planeet bereiken. Dat betekent dat we ons steeds meer zullen moeten bezighouden met zaken als klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en luchtvervuiling. In de donuteconomie worden deze aspecten weergegeven aan de buitenkant van de donut. Tegelijkertijd verliezen we het binnenste deel van de donut uit het oog, de plaats waar essentiële levensbehoeften zoals huisvesting, gezondheid en sociale gelijkheid zich bevinden: de sociale basis.

Donuteconomie toegepast op stadstoerisme
Als we deze theorie toepassen op het toerisme, zien we dat de voortdurende groei van het stedelijk toerisme problemen veroorzaakt die ook gemakkelijk in het donutmodel kunnen worden geplaatst.  Veel steden streven naar groei van het toerisme vanwege de economische voordelen die het kan opleveren voor zowel de stad als haar inwoners. Maar op een gegeven moment wegen de positieve (economische) voordelen niet meer op tegen de negatieve. Door de overbevolking van de stad beginnen zich problemen voor te doen zoals verkeersopstoppingen, druk op het culturele erfgoed en conflicten over grondgebruik en luchtvervuiling. Dit is wat we in het buitenste deel van de donut kunnen plaatsen, het ecologisch plafond dat overschreden wordt. Tegelijkertijd worden aspecten van het binnenste deel van de donut over het hoofd gezien, omdat bijvoorbeeld het wonen en de betaalbare huisvesting in het geding zijn, er wordt tekort geschoten in het sociale fundament. Lokale overheden in Europese steden worstelen momenteel met deze problemen en bewoners komen meer en meer in opstand tegen de steeds groter wordende toestroom van toeristen.

Van overtoerisme naar een duurzame toeristische bestemming
Ondanks het feit dat veel steden worden geconfronteerd met de uitdagingen van het overtoerisme, lijken de meeste steden het idee van voortdurende groei niet los te kunnen laten. Kopenhagen heeft bijvoorbeeld nu een toerismestrategie om het toerisme zoals het is te veranderen, genaamd “The end of tourism as we know it””. Het doel is een type toerist aan te trekken dat goed is voor de stad en beter past bij de identiteit van de stad en het plaatselijke leven. Een van hun belangrijkste doelstellingen waaraan zij succes afmeten, is echter nog steeds groei. Hetzelfde geldt voor Barcelona, een stad die zeker te lijden heeft gehad onder de druk van het toerisme en daarom nu een strategie heeft die erop gericht is een duurzame bestemming te worden. Dit betekent onder meer dat de huisvesting beschermd wordt door het aantrekken van de ‘goede’ toerist. Maar ondanks het feit dat de stad de problemen van overtoerisme wil verzachten, wordt in hun strategie ook groei nagestreefd.

Beide steden hebben ambitieuze plannen om een duurzamere vorm van toerisme te creëren en wat beide strategieën verder gemeen hebben is dat ze zich richten op groei van een betere vorm van toerisme. In de strategie van Kopenhagen wordt dit specifiek omschreven als een toerismegroei die duurzaam is en op mensen gebaseerd is. Dit is echter nog steeds de verkeerde manier van denken, betoogt Kate Raworth, want iets groene groei of verantwoorde groei noemen, is niet de oplossing voor een duurzamere toekomst.  Om echt duurzamer te worden, moeten we het idee van groei helemaal loslaten als doel, en alternatieve manieren vinden om succes te meten. Op dezelfde manier kan stedelijk toerisme pas echt duurzamer worden als we onze aandacht verleggen naar andere factoren dan economische groei.

Onze denkwijze over groei veranderen
We kunnen niet eeuwig blijven groeien, niet als mensen, niet als wereld en niet als toeristische bestemming. Uiteraard is enige groei in het begin goed, zoals alle dingen in het leven groeien. Maar, zoals Kate Raworth uitlegt, op een bepaald moment bloeit een bloem en dan stopt deze met groeien. Dit zou ook het geval moeten zijn met toerisme. Wanneer een bestemming in opkomst is, kan groei goed zijn, maar er moet een punt komen waarop we beseffen dat een bestemming is floreert en op dat punt moet de nadruk niet liggen op blijven groeien. De sleutel tot een duurzamere en succesvollere bestemming moet dan worden gezocht in andere parameters dan het aantal toeristen en de hoeveelheid geld die zij met zich meebrengen.

Airbnb reguleren: de uitdaging voor steden

Regulations Airbnb

Steden over de hele wereld breken zich het hoofd over hoe te reageren op Airbnb en andere platforms voor kortetermijnverhuur. En hoewel deze speler al meer dan tien jaar actief is, worstelen steden nog steeds met de vraag: wat te doen met Airbnb en hoe reguleren we dit? Maar waar worstelen ze precies mee? En waarom is reguleren zo moeilijk? Deze en andere vragen worden beantwoord in dit artikel dat een korte versie is van mijn eerder gepubliceerde artikel in Current Issues in Tourism.

Waarom is Airbnb zo belangrijk voor steden?
Het afgelopen decennium, sinds de start van Airbnb in 2008, is het aantal kortetermijnverhuurders in steden snel gegroeid.  Omdat dit soort appartementen meestal goedkoper zijn dan traditionele toeristische accommodaties, zijn stedentrips betaalbaarder geworden. Dit heeft op zijn beurt geleid tot een toename van het stadstoerisme. Voor steden betekenen meer toeristen meer geld, dus dat is het voordeel van Airbnb. Maar er zijn ook negatieve zaken die in verband worden gebracht met de aanwezigheid van Airbnb.

Dit komt vooral omdat Airbnb-appartementen vaak gelegen zijn in gebieden die bedoeld zijn voor bewoning en niet voor toeristische vakanties. Buurtbewoners in steden met veel kortetermijnverhuur klagen over overlast, de impact op de lokale cultuur en een gebrek aan sociale cohesie. Bovendien wordt kortetermijnverhuur ervan beschuldigd gentrificatieprocessen die leiden tot hogere huren en huizenprijzen, verder te stimuleren of in gang te zetten. Uiteindelijk kan dit leiden tot verdringing van plaatselijke bewoners en bedrijven. Hoewel we momenteel te weinig weten om vast te stellen in hoeverre dit waar is, willen steden die met dergelijke problemen te maken hebben kort op de bal spelen en zijn begonnen actie te ondernemen door Airbnb te reguleren.

Welke regelgevende opties hebben steden?
Aangezien er weinig bekend is over de precieze impact van Airbnb in steden, is regulering moeilijk. Grofweg zijn er drie benaderingen die steden kunnen kiezen: verbieden, beperken of eigenlijk gewoon laten voor wat het is (laissez-faire) terwijl ze toeristenbelasting innen om financiële voordelen te genieten. Mijn onderzoek, dat begin 2017 werd uitgevoerd, bekeek de reguleringsaanpak van elf steden in de Verenigde Staten en Europa om een beter beeld te krijgen van welke specifieke opties steden hebben als het gaat om het reguleren van Airbnb. Het bleek dat de regelgevende aanpak nog steeds grotendeels verschilt tussen steden, afhankelijk van de onderliggende problemen die het beleid voor kortetermijnverhuur wil oplossen. In Barcelona en New Orleans is bijvoorbeeld een gedeeltelijk verbod op kortetermijnverhuur in bepaalde wijken, terwijl in steden als Denver en Amsterdam alleen een maximum is gesteld aan het aantal nachten dat een appartement per jaar mag worden verhuurd, op voorwaarde dat de eigenaar de hoofdbewoner van het appartement is.

Het is duidelijk dat steden geen uniform beleid kunnen voeren als het gaat om het reguleren van Airbnb, omdat ze allemaal verschillende doelen en onderliggende problemen hebben. In sommige steden zoals Berlijn en San Francisco ligt de nadruk bijvoorbeeld op het beschermen van betaalbare woningen. Andere steden zijn meer bezig met het verlichten van de druk van overtoerisme en sommige steden proberen slechts enkele negatieve aspecten te verzachten en tegelijkertijd te genieten van de financiële voordelen die het een stad kan opleveren. De analyse heeft geleid tot een model met drie verschillende regelgevingsbenaderingen en de daarmee samenhangende doelstellingen.

Verschillende beleidsmaatregelen Airbnb

Moeilijkheden bij de handhaving
Afgezien van het opstellen van een passende regelgevingsaanpak is er nog een tweede probleem voor steden, namelijk de handhaving van deze voorschriften. Uiteindelijk is de grote vraag wie verantwoordelijk moet worden gehouden wanneer de regels worden overtreden. Is het de Airbnb verhuurder, de toerist die er verblijft of Airbnb zelf? De meeste steden kiezen ervoor om achter de verhuurders aan te gaan, maar sommige hebben geprobeerd Airbnb of zelfs gasten die in een kortetermijnverhuur verblijven een boete op te leggen. Het probleem met de handhaving ligt in de online aard van het bedrijf. Aangezien Airbnb alleen als online platform opereert, waardoor particulieren hun appartement kunnen verhuren, is het moeilijk het platform te reguleren. Maar aangezien Airbnb nauwelijks gegevens over zijn gebruikers deelt vanwege privacykwesties, kan het handhaven van regelgeving door achter de verhuurders of gasten aan te gaan een nog vervelender proces zijn. Bovendien hebben verhuurders slimme tactieken gevonden om te voorkomen dat ze door handhavers worden gevonden. En zelfs als de regels worden gehandhaafd, is het de vraag of dit altijd tot het gewenste resultaat leidt. Neemt overlast bijvoorbeeld af als het aantal nachten dat mag worden verhuurd wordt beperkt?

Aangezien steden nog lang niet weten wat de impact is van Airbnb en andere vormen van kortetermijnverhuur, is het nog moeilijker te zeggen wat de effecten zijn van die regelgevende aanpak. Voorlopig rijst de vraag in hoeverre het reguleren van Airbnb en andere platforms eigenlijk realistisch is. Ongeacht de gekozen aanpak, verbieden of beperken, lijkt geen van beide opties op dit moment volledig uitvoerbaar. Geen actie ondernemen is echter ook niet echt een optie voor steden, zeker niet nu bewoners steeds meer druk uitoefenen op lokale overheden om actie te ondernemen. Het blijft dus een debat voor de toekomst hoe steden zich het best kunnen aanpassen aan de veranderingen die kortetermijnverhuur met zich meebrengt voor de dynamiek van het stedelijk toerisme.